Autisme: een vloek of zegen?

Toen ik slechts negen jaar oud was, kreeg ik te horen dat ik lijd aan ASS.
Als kind begreep ik het nog niet wat het was. Ik kreeg dan ook verschillende antwoorden op de vraag “Wat is autisme?”
Sommigen beschreven het als een beperking, anderen dan weer als een mentale handicap.
Er was in ieder geval geen antwoord bij waar ik blij van werd.
Al snel werd me duidelijk dat ik een buitenbeentje was. “Alle mensen zijn anders, maar jij net iets anders dan anderen”, hoorde ik andere mensen zeggen.
Hoewel dat altijd goed bedoeld was, was dit naar mijn mening eerder een beleefde manier van me raar noemen.

Eerlijk is eerlijk: ik was ook geen normaal kind. In de lagere school was ik dikwijls heel emotioneel.
‘Dikwijls’ is eigenlijk een understatement.
Bijna dagelijks zagen de andere kinderen op de speelplaats mij huilen. Dat kon om de kleinste redenen zijn.
Hoe dat kwam? Dat wist ik toen niet, echt niet.
Het was heel moeilijk voor mij. Voornamelijk omdat ik mezelf niet begreep.
Zulke dingen weet ik altijd aan mijn autisme. Ik was anders, ik was raar, ik was een eenzaat en dat kwam allemaal door mijn autisme.

Maar ik had het pas echt moeilijk toen ik naar het middelbaar ging.
De grootte van het middelbaar onderwijs maakte me heel angstig. Mijn grootste nachtmerrie was gepest worden.
Mijn grootste verlangen daarentegen was populair en aantrekkelijk worden. (Wat de meeste jongeren wel willen.)  
De angst voor pesten verlamde mij heel hard in het middelbaar, ik was zo bang dat ik niet durfde spreken. Niet tegen de mensen die ik nog niet kende, maar ook niet tegen de mensen die ik wel kenden.
Ik durfde niet praten over mijn hobby’s en interesses omdat ik bang was dat mensen die raar vonden. (Iets wat jammer is, want eigenlijk waren die interesses heel normaal voor mijn leeftijd bv. Nintendo-games.)
Naast verlegen, was ik ook heel gefrustreerd door mezelf. Ik haatte mezelf omdat ik mezelf niet begreep. Waarom durfde ik niet gewoon in gesprek gaan met mensen? Waarom had ik geen normale interesses? Waarom was ik niet normaal?
Al deze vragen zorgden ervoor dat ik zeer impulsief reageerde op prikkels. Op bepaalde momenten werd ik razend op al mijn klasgenoten.
Tijdens de sportles bijvoorbeeld vloog ik eens uit op de populaire jongen van de klas omdat hij me versloeg in een spel badminton.
Momenten als dat zorgden ervoor dat ik niet bepaald de favoriete persoon was van mijn klasgenoten.
Zij hadden moeite met me te begrijpen en lachten me dikwijls uit.

Vroeger was autisme iets wat me onzeker maakte, nu maakt het me juist heel gelukkig.

Na een half jaar was het allemaal genoeg voor me. Ik veranderde van school.
Drie en een half jaar heb ik les gevolgd in het buitengewoon onderwijs.
Gedurende die jaren heb ik mezelf en mijn autisme van veel dingen verweten. Toen was ik van mening dat ik gepest werd omdat ik raar was. En dat ik door mijn autisme onpopulair en onaantrekkelijk was.
Autisme hebben maakte me echt heel onzeker.
Ik keek verdrietig naar de grond en dacht bij mezelf: “Was ik maar normaal… Dan zou ik meer vrienden hebben en dan zou ik op meisjes durven afstappen…”

Maar alles veranderde, in het derde middelbaar, toen we tijdens een godsdienstles een video bekeken over wat autisme is. Het was een video van een meisje met Asperger dat uitlegde wat prikkels waren en welke invloed die op haar hadden.
Toen begreep ik het. Toen begreep ik eindelijk mezelf.
Dit was waarom ik zo uitvloog tegen de populaire jongen bij het badmintonspel. Omdat ik tijdens dat spel veel prikkels moest verwerken: de drukte in de sporthal, de intensiteit van dat spel, de blik die de jongen trok…
Het lukte me niet om dat allemaal op te kroppen, dus het bastte ik uit in woede.

Vanaf ik dit begreep, besloot ik om mezelf een nieuwe missie te geven: mezelf een herkansing geven.
Ik ging terug naar normaal onderwijs en dit keer zonder gepest te worden.
Of dat gelukt is? Wel, min of meer.
Ik had veel vrienden gemaakt, maar ook veel vijanden. Er waren mensen die me echt niet konden uitstaan.
Maar er waren ook veel mensen waar ik goed mee kon opschieten.

Wat voor mezelf het belangrijkste is, is dat ik in het vijfde middelbaar de moed bijeen raapte om mijn eerste boek uit te brengen. Een fantasy-boek genaamd ‘De Duistere Held’.
In de zomer van het jaar daarop kwam mijn tweede boek ‘De Vader van Onheil’ uit.
Deze boeken hadden natuurlijk enorm veel invloed op mezelf als persoon. Ik was zeventien jaar en had twee boeken klaar, iets waar veel mensen van onder de indruk waren.

Ondertussen ben ik twintig en heb ik mijn derde boek uitgebracht: ‘Woorden zijn er om te spreken.’
Een autobiografisch verhaal over mezelf en mijn autisme.
Omdat ik intussen wel goed weet wat autisme is, wilde ik er een boek over schrijven. Niet voor mezelf, maar voor mensen die er nood aan hebben. Mensen die autisme beter willen begrijpen.
Ondertussen krijg ik zo nu en dan een berichtje van iemand met autisme of een ouder die me bedankt om het bespreekbaar te maken.
Dit verhaal brengt mij tot volgende conclusie: autisme is echt niet iets waarvoor je je moet schamen.
Het is iets dat je ook heel sterk kan maken, door mijn autisme ziet mijn carrière als schrijver er beter uit dan ooit tevoren.
Vroeger was autisme iets wat me onzeker maakte, nu maakt het me juist heel gelukkig.

 

Joachim Rombouts

 

Rombouts, J. (2020) Woorden zijn er om te spreken. Brave New Books

FacebookTwitterShare