Voor mij is Geert gewoon mijn broer Geert

We werden geboren in een hechte, warme familie. Ik was de oudste van 4 kinderen, Geert was de derde. Mama en papa genoten ervan als we allemaal samen thuis waren. Ze wilden liefst dat geen van ons op internaat zou gaan, want mama had dat zelf als kind meegemaakt en ze had veel heimwee gehad. Tot de derde kleuterklas ging Geert met ons mee naar school in het dorp waar mama lesgaf. Toen mama in moederschapsrust was na de geboorte van onze jongste broer, namen wij Geert mee naar school. We konden te voet gaan. Hij liep soms weg over het kerkhof, en hoe sneller we hem achternaliepen, hoe sneller hij wegliep.

Geert deed de derde kleuterklas over. Hij was niet rijp om naar het eerste leerjaar te gaan. Na onderzoeken in het ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven bleek uiteindelijk dat Geert verstandelijk gehandicapt was. Vanaf dan ging hij elke dag met het schoolbusje naar de Sint-Bernardusschool in Oudenaarde. Toen bleek dat Geert ook “autistiforme” trekken had, lieten onze ouders zich overhalen om hem tijdelijk in de week te laten opnemen in De Dauw, een behandelingscentrum voor kinderen met autisme. In het weekend kwam Geert naar huis. Op zondagavond reden we met het hele gezin naar daar. We mochten er nog even blijven napraten over hoe het geweest was in het weekend en dan trokken we vol verdriet naar huis. Mijn ouders hadden gehoopt dat Geert daar beter zou worden. Ik weet niet hoelang hij daar verbleven heeft, maar uiteindelijk haalden mijn ouders hem terug naar huis en ging hij weer elke dag over en weer met het busje naar Oudenaarde tot hij ruim in de 20 jaar was.

We beleefden een mooie kindertijd. Geert ging met ons mee naar tearooms, uit winkelen, … Op zondagochtend reden Geert en ik met de auto naar de bakker om taart. Papa ging heel vaak fietsen met Geert. Met zijn broers ging Geert paardrijden in een manege. Toen ik aan de unief zat, ging ik een weekje aan zee studeren en Geert ging met me mee. In de zomer maakten we daguitstappen naar pretparken. Als we hem kwijtraakten, was het simpel om hem terug te vinden. Geert was ofwel rechtdoor gelopen, ofwel met de menigte mee. De logica zelve. Als we in de zomer met onze ouders aan zee waren en we hem eventjes kwijt waren, keerde hij altijd spontaan terug. Hij kende onmiddellijk de weg.

Geert beheerst volledig zijn taal. Toch praat hij niet veel. Toen hij kleiner was, zei hij de zinnen na die hij vaak hoorde, bijvoorbeeld “Ge moet gij studeren. Ge moogt gij nie naar den televisie kijken”. En hij maakte zelf zinnen die grammaticaal correct waren: “Koen ligt in het water”. Dit verwees naar het zwembad. Of “Koen Michelbeke ligt daar”. Koen is onze jongste broer en het zwembad was in Michelbeke. Toen we naar het journaal keken, kon hij elke zin herhalen of aanvullen. Hij had altijd alles gehoord. Geruime tijd, wel maandenlang, bracht Geert geen enkel geluid meer uit. Tot hij plots toch weer begon te praten. Iets vertellen kan hij niet. Wel vult hij onze zinnen aan als we hem een vraag stellen. Ook nu nog, als ik hem vraag hoe laat het is, antwoordt hij net als vroeger: “kwart voor elf”.

Indien het functioneel is, kan Geert wel uitdrukken wat hij wil of nodig heeft. Hij kan bijvoorbeeld naar een koek vragen of “de deur toe”. Geert heeft echter structuur nodig en loopt vaak vast. In dat opzicht is het niet altijd goed om de vragen van Geert letterlijk te nemen als hij steeds hetzelfde blijft vragen. Soms zit er iets anders achter en wil Geert gewoon duidelijkheid en afbakening krijgen. Mama gaf vaak toe, terwijl ze zelf zei dat papa daar beter mee kon omgaan.

Toen ik aan de unief zat, ging ik een weekje aan zee studeren en Geert ging met me mee.

Na het Buso in Oudenaarde kon Geert naar het dagcentrum Mariaheem in Gavere, ook weer elke dag met het busje over en weer. Nadat het jaren goed was gegaan, ging het steeds moeilijker met Geert in het dagcentrum. ’s Ochtends, als het busje hem thuis kwam ophalen, moest hij eerst nog enkele toertjes rond het huis lopen, zijn pantoffels wegzetten, etc. Een hele reeks stereotiepe handelingen moest afgewerkt worden voordat Geert uiteindelijk in het busje kon stappen. Ook in het dagcentrum verliepen de dagen steeds moeilijker. Wat was er aan de hand? Had Geert werkelijk last van autisme en waren het toch niet gewoon wat autistische trekken? Autisme Centraal werd erbij gehaald. Geert kreeg een dagschema. Ook ik volgde een cursus over autisme.

De directrice zag dat mama het ook moeilijker kreeg met de zorg voor papa die dementerend was. Op een dag zat mama er helemaal door. Ze kon niet meer slapen van uitputting en moest opgenomen worden in het ziekenhuis. Papa kon gelukkig in kortverblijf in het rusthuis. Geert kon terecht in Gent in De Steiger. Mama herstelde en iedereen kwam terug naar huis.

Toen er een plaats vrijkwam in het tehuis voor niet-werkenden De Bolster in Beerlegem, overtuigde de directrice mama om Geert er in de week te laten verblijven. Hij ging in huisje 3 wonen. In het weekend, vanaf vrijdagavond, kwam hij naar huis. Een feest voor mama. Op zondagavond, nadat we van een gezellige namiddag samen hadden genoten, bracht ik Geert terug naar Beerlegem met mijn twee jonge zoontjes achteraan in de auto naast hem al zingend “Beerlegem, wij gaan nu naar Beerlegem”. Geert ziet graag kindjes en onze kinderen groeiden met hem op. In Beerlegem hadden ze oog voor mama’s verdriet. Ze brachten haar soms een huisbezoek om haar te begeleiden in de organisatie van Geerts thuisverblijf en mama werd regelmatig uitgenodigd samen met mij als er iets te bespreken was, bijvoorbeeld een verandering van medicatie of van aanpak. Geert had een duidelijk dagschema dat hem rust en structuur gaf. Zo ging hij onder andere naar de Gaverkant om puzzels en smyrnatapijten te maken. Hij was graag gezien door de bewoners en de begeleiders.

.

Nu Covid ons leven beheerst, gaat Geert regelmatig naar het rusthuis bij mama aan het raam kusjes gooien.

 

Na jaren werd het daar ook moeilijk om in de leefgroep te gedijen. Toen een nieuwbouw werd opgetrokken, aangepast voor bewoners die meer structuur nodig hebben, verhuisde Geert er naar huis 7. Mama maakte zich zorgen dat Geert de begeleiders zou missen, maar met de nodige uitleg vertrouwde ze op de aanpak van De Bolster. Geert vond de nodige rust alleen op zijn kamer, helemaal op het einde van de gang zonder bijgeluiden en andere prikkels, met uitzicht op de tuin waar hij ten volle van genoot. Mama vond dat het geen leven was om een hele dag opgesloten te zijn in een kamertje. Er werd haar verzekerd dat Geert er vaak opgezocht werd: voor de verzorging, het ontbijt, een tussendoortje, het middageten, een koffietje na het eten, een vieruurtje, avondeten, verzorging. Als Geert het aankon, werden er wandelingen gepland, in de tuin of op verplaatsing. Geert kreeg ook net als de andere bewoners extraatjes zoals een ijsje, frietjes, pizza enz.

De weekendbezoeken van Geert aan huis moesten geleidelijk aan ingekort worden omdat Geert te gestresseerd werd mede door een gebrek aan structuur. Van twee nachten thuis evolueerde het naar een nacht thuis. Op zondagavond wou Geert steeds vroeger teruggaan. Gaandeweg verdroeg Geert niet meer dat wij thuis waren terwijl hij bij mama was. Zo kwam het dat wij hem jaren niet zagen. Uiteindelijk belde mama me op een zaterdagavond in paniek. Hij had zijn avondeten gegeten en ook al zijn ontbijt voor de volgende dag en wou onmiddellijk terugkeren. Geen tegenhouden meer aan. Toen ik bij mama aankwam, stond Geert naar het plafond te kijken, lijkbleek en helemaal ontredderd en geremd. We belden naar De Bolster, waar Frank ons opwachtte toen ik hem terugbracht. Van dan af ging Geert alleen nog naar huis op zondag voor het middageten. Toen dat ook te stresserend werd voor Geert, werden bezoekjes geregeld voor mama en voor mezelf, elk apart. Mama is nu in het rusthuis. Ook van daaruit ging ze wekelijks op bezoek bij Geert, steeds op een andere dag om geen voorspelbaarheid en stress teweeg te brengen voor Geert. Nu Covid ons leven beheerst, gaat Geert regelmatig naar het rusthuis bij mama aan het raam kusjes gooien.

Toen personen met een handicap een bewindvoerder moesten krijgen, ging mama ermee akkoord dat ik Geerts bewindvoerder werd. De samenwerking met De Bolster verloopt optimaal. Geert heeft een elektronisch dagboekje op zorgonline dat ik steeds kan raadplegen. Als er iets belangrijks te melden is, word ik onmiddellijk op de hoogte gebracht. Ik vind het superfijn dat De Bolster ook mama’s geluk blijft nastreven en de band met Geert blijft onderhouden. Een geweldig team. Toen Geert in juni dit jaar een kleine ingreep moest ondergaan, bleef er steeds iemand bij hem in het ziekenhuis. We wisselden elkaar af: ’s avonds ging ik er naartoe en bleef ik tot de volgende middag, waarna ik afgelost werd door een begeleider van De Bolster. Ik vind het onvoorstelbaar hoe de mensen van De Bolster zo toegewijd hun job uitoefenen. Ze zijn meer dan helden.

Mady Vandevyvere

 

Verhaal uit het VVA Magazine • Verstandelijke beperking • lente 2021

FacebookTwitterShare