Achthonderd woorden. Hoe schrijf je in 800 woorden neer wie je bent en wat ASS voor jou betekent? Het voelt alsof ik daarvoor figuurlijke stukjes lucht moet vangen. Met open handen reiken naar een wirwar van herinneringen om me heen. Als ik ze vang, stop ik de herinneringen in een glazen bokaal. Ik zet ze in mijn kast en bekijk ze elke dag. De meeste bokalen zijn nog donker. Dat zijn de zwaarste, de oudste en die bevatten enkel mist. Toch zijn er sinds mijn recente ASS-diagnose ook steeds meer kleurrijke bokalen bijgekomen. Het zijn er groene, gele en lichtgevende. Bokalen van vriendschap en liefde naast de bokalen van onbegrip en eenzaamheid. De laatste tijd probeer ik vooral de kleurrijke bokalen te koesteren. Ik pak ze vast en geef ze een kus. Als ik ook hen genoeg aandacht geef, weet ik het zeker. Zo krijg ik vast een regenboogkast.
Ik ga eerst even in op mijn eerste, moeilijke herinneringen. Op de oudste zwarte bokalen waar ik hierboven over sprak. Ik ben nu een 24-jarige, volwassen vrouw die met veel zin door het leven gaat, maar ik heb daar jammer genoeg hard voor moeten vechten. Ik herinner me nog hoe ik als 11-jarige van mijn favoriete juf hoorde dat ik ‘fars’ was. Ze vond dat ik een grote mond had en soms best gemeen kon zijn. Ik voelde me verward, verdrietig en begreep niet waarom ze dat zei. Toen ik de reden vroeg, antwoordde ze kort: ‘’Dat weet je best. Doe niet alsof.’’ Het probleem was dat ik het écht niet wist. Ik had haar graag en mijn klasgenootjes ook. Waarom waren ze dan zo vaak boos op mij?
Toen ik tiener werd, kwam ik meer en meer in soortgelijke situaties terecht. Anderen leken mij anders te zien dan ik mezelf. Ik zag mezelf als een open meisje dat graag sociale contacten aanging. Toch liepen die contacten uiteindelijk steeds fout. Op een bepaald moment heb ik de beslissing genomen mijn gevoelens en belevingswereld voor mezelf te houden. Ik kon toch niet uitleggen waarom ik me zo slecht voelde. Als ik toch zei dat ik me niet goed voelde, gaven mensen me goedbedoelde adviezen. Ze spoorden me aan nieuwe vrienden te zoeken, andere hobby’s te doen en te blijven werken voor school. Niemand begreep waarom ik me steeds ongelukkiger voelde. Ik had het gevoel dat ik nergens terecht kon. Ik moest harder proberen, zeiden ook mijn ouders. Maar ook zij zagen niet dat het echt te moeilijk was.
In de tien jaar waarin ik mijn secundair onderwijs en mijn hogeschool afwerkte en waarin ik tussendoor van afdeling naar afdeling ging in de psychiatrie, voelde ik me alleen dieper de put inzakken. Ik had op academisch vlak wel dingen bereikt, maar nog steeds voelde ik me te klein. Te klein om het volwassen leven aan te kunnen. Ik liep hele dagen op de figuurlijke tippen van mijn tenen en deed mijn uiterste best, maar ik bleef hervallen in een zware depressie.
Hulpverleners; willen jullie alstublieft meer samenwerken en out-of-the-box denken?
In de psychiatrie kreeg ik allerlei diagnoses te horen: angststoornis, trauma, PTSS, OCD, persoonlijkheidsstoornis… Het zouden allemaal redenen zijn waarom ik me zo slecht voelde. Ik volgde therapieën en bleef vechten voor mijn leven. Toch leek geen enkele diagnose volledig toepasbaar op mijn situatie. Eén zin speelde voortdurend in mijn hoofd: ‘’Wat is er toch mis met mij?’’
In juni 2020 vielen alle puzzelstukjes eindelijk in elkaar. In die periode leerde ik een opmerkzame psycholoog kennen. Het viel haar op dat ik na enkele sessies nog steeds moeite had om mij aan te passen aan haar manier van werken en aan de sensorische prikkels in haar lokaal. Ze vermoedde dat ik zoveel moeite had met vriendschaps-, werk- en familierelaties omdat ik sommige dingen verkeerd interpreteerde. Ze voerde testen uit. Daaruit kwam de diagnose ASS met gemiddeld tot bovengemiddeld IQ. Voor het eerst in mijn leven had ik het gevoel dat iemand naar mij luisterde. De zin ‘’Wat is er mis met mij?’’ leek niet meer toepasbaar op mijn leven. Er was helemaal niets mis met mij! Ik was gewoon een beetje anders. En dat is perfect oké.
Als ik nu naar mijn leven kijk in de vorm van een figuurlijke kast vol gekleurde bokalen, voel ik een grote dankbaarheid voor mijn familie, vrienden en huidige hulpverleners. Ik zie al bijna een regenboog aan kleur! Toch moet ik mijn jeugdtrauma’s nog grotendeels verwerken. Het besef dat ik al veel langer de juiste therapie en diagnose had kunnen krijgen, maakt me soms nog immens verdrietig. Om die reden wil ik graag een vraag stellen, een vraag aan al die fantastische mensen die met hart en ziel in de Belgische, psychische hulpverlening werken; Willen jullie alstublieft meer samenwerken en out-of-the-box denken?
Alleen door een goede samenwerking tussen hulpverleners van verschillende instanties, met verschillende expertises en met verschillende achtergronden kunnen we volgens mij écht een verschil maken voor zoveel mogelijk mensen. Ik ga voor een wereld vol samen zijn en gedragen worden. Een wereld met een regenboogkast voor iedereen. Jullie ook?
Eefje Vanpoucke
Vaak had ik het gevoel dat hulpverleners en andere mensen niet écht naar me luisterden. Ik schreef er een gedicht over: