Werken in een team

Als net afgestudeerde verpleegkundige was werk zoeken in deze tijden niet echt moeilijk. Ik wist al lang dat ik in de psychiatrie wou werken en kreeg een aanbod van mijn eerste keuze. Tijdens mijn interviews heb ik gekozen om mijn diagnose te vermelden. Ik bereid mezelf daar eigenlijk niet op voor. Het enige wat ik mezelf voorhoud is dat ik het niet opbreng aan de start. Ik heb liever dat mensen mij eerst al wat leren kennen. Uit eerdere stage-ervaringen heb ik al gemerkt dat er minst vooroordelen zijn als de anderen mij al wat leren kennen.

Op mijn werk heb ik op diezelfde manier mijn diagnose meegedeeld aan mijn collega’s. Als antwoord op iemand die vertelde over haar zoontje met ADHD en een vermoeden van ASS. Ik ben van mening dat zo’n zaken dan uiteindelijk wel de ronde doen. Ik probeer mijn leven niet te leven als een “autist” maar als mens. Hierdoor val ik op dat vlak in goede smaak bij de gemiddelde West-Vlaming die vaak die “boerenmentaliteit” hebben. Hiermee bedoel ik dat je vooral moet doordoen en niet te veel klagen. Gelukkig is er in de psychiatrie iets meer ruimte om jezelf uit te drukken, niet genoeg vind ik maar toch iets. Toch is het niet altijd zo gemakkelijk als je al een week onzeker rondloopt en hier niet voor de derde keer wil over praten, uit angst dat mensen je niet meer moeten hebben.

Door mijn unieke kijk op de wereld denk ik vaak aan mogelijke oplossingen of problemen waar anderen niet aan denken.

Ik ervaar het samenwerken in team wisselend positief en negatief. Door mijn meer unieke kijk op de wereld denk ik vaak aan mogelijke oplossingen of problemen waar anderen niet aan denken. Hierdoor voel ik me nuttig en voel ik die constante drang om me te bewijzen. Dit kan zich ook tegen mij keren. Als het wat rustiger is begin ik te vaak in mezelf te denken. Vaak op een negatieve manier, meestal geprojecteerd op anderen. Dan denk ik dat ze mij niet graag hebben.

Ik hoorde een collega eens een mop maken over hoe ik veel bevestiging zoek. Ze bedoelde dit niet slecht en ik nam het ook wel goed op. Toch beginnen die tandwieltjes dan te draaien en vraag ik me af of het zó veel opvalt. Zo ben ik toch maar weer die innerlijke dialoog aan het voeren en krijg ik het gevoel dat ik niet goed in de pas loop. Hier ga ik dan op 2 manieren mee om. In een mindere periode kan ik het me laten neerhalen. Aan de andere kant in een goede periode denk ik: foert, ik ben wie ik ben. Deze laatste gedachtegang blijkt toch meer en meer voor te komen. Ik vind het een fantastisch gevoel om in mijn hoofd al die meningen over mij te kunnen loslaten en te denken: “Dit is hoe IK het doe en ik doe het goed. Ik bén goed genoeg.”.

Geen idee of dit gekoppeld is aan mijn diagnose ASS maar daar wil ik niet te veel bij stilstaan. Het maakt niet uit vanwaar het komt, ik werk er aan en dat is het belangrijkste.

 

Wim Vervenne

 
 
FacebookTwitterShare